• onafhankelijk • onderzoekend • opiniërend •

Deskundigen: Geloof leraren zoals Sogyal niet op hun woord

Speak, hear, see no evil

Publicisten, wetenschappers en boeddhistische leraren tonen zich kritisch over leraren die Tibetaans tantra-onderricht als voorwendsel voor seksueel contact met leerlingen gebruiken. Ze manen (aspirant-)boeddhisten tot scepsis en waarschuwen hen lama’s zoals Sogyal Lakar (Rigpa) niet op hun woord te geloven.

Publicisten zoals Mary Finnigan, Mick Brown en Andrew Harvey; boeddhistische leraren zoals Khandro Rinpoche, Joan Halifax Roshi en Stephen Batchelor; en wetenschappers zoals Marion Dapsance en Geoffrey Samuel plaatsen kritische kanttekeningen bij het optreden van Tibetaanse lama’s zoals Sogyal Lakar in het Westen. Ze wijzen op de risico’s van massaal onderricht, groepsdenken en normvervaging.

De schrijvers, onderzoekers en docenten zijn niet alleen kritisch over de aanspraken van lama’s die zichzelf als volmaakt verlicht beschouwen. Ook staan ze stil bij de goedgelovigheid van volgelingen die lichtzinnig ‘tantrische’ relaties met zulke ‘goeroes’ aanknopen en zonder kennis van zaken in hun ‘crazy wisdom‘ geloven. Verder wijzen ze op de risico’s van massaal onderricht, groepsdenken en normvervaging.

‘De meester staat leerlingen zeer na’

Hun betoog gaat lijnrecht in tegen de uitlatingen van een Rigpa-woordvoerder en van Sogyal-leerling Bram de Wit tegenover Marije van Beek in Dagblad Trouw. Zij komen aan het woord in Van Beeks artikel ‘De meester staat leerlingen zeer na’ (26 juni 2014).

Volgens de woordvoerder is het van belang te weten dat Sogyal niet tot het celibaat gehouden is. Ook zou hij als leraar in het tantrisch boeddhisme ‘fysieke relaties’ met leerlingen mogen hebben. De Wit noemt Sogyals gedrag in Trouw ‘wat onconventioneel’. Volgens hem heeft Sogyal gewoon haast:

‘Hij heeft niet de tijd om iedereen individueel op te leiden. Het lijkt soms bot, of niet liefdevol, maar het tegenovergestelde is eigenlijk waar.’

Het seksueel misbruik waarvan Sogyal beschuldigd wordt wuift De Wit weg. Dit heeft volgens hem niet plaatsgevonden ‘omdat Sogyal dat zelf zegt’. Hij kan zich niet voorstellen dat zijn leraar over zoiets zou liegen.

Rijk der fabelen

De dalai lama verwees de idee dat lama’s zoals Sogyal over een bijzondere vorm van wijsheid – ‘crazy wisdom‘ — beschikken die hen boven conventionele morele normen verheft in 1993 naar het rijk der fabelen.

Ook sloot hij uit dat er momenteel lama’s rondlopen die gekwalificeerd genoeg zijn om seksuele relaties met leerlingen aan te gaan. Tenzij de leraar aantoonbaar wonderen verricht – door de lucht vliegen bijvoorbeeld — of met smaak uitwerpselen kan eten of urine kan drinken behoort seksueel contact met leerlingen volgens de dalai lama niet tot de beoefening van boeddhistische tantra.

Verder is volgens de dalai lama een gedegen kennis van de vinaya of kloosterregels voor iedere boeddhist een eerste vereiste: hij beschouwt moraliteit en zelfbeheersing als het fundament van iedere boeddhistische beoefening, tantra inbegrepen.

Geestelijke dwang

Eén van zijn ex-leerlingen beschuldigde Sogyal in 1994 ervan dat hij haar vanaf hun eerste kennismaking in het Rigpa-centrum in Santa Cruz (juni 1993) seksueel, geestelijk en lichamelijk had misbruikt. De vrouw begon onder de schuilnaam ‘Janice Doe’ een rechtszaak tegen Sogyal, Rigpa en het Spiritual Care for Living and Dying Network en eiste tien miljoen dollar schadevergoeding. De zaak werd voor een onbekend bedrag geschikt, onder de voorwaarde dat de partijen geen inhoudelijke uitspraken over deze specifieke kwestie zouden doen.

In 1994 spande een vrouwelijke ex-leerling een rechtszaak tegen Sogyal aan omdat hij gebruik zou hebben gemaakt van haar kwetsbaarheid na het overlijden van haar vader. De advocaat van de eiser, Theodore Phillips, voerde aan dat Sogyal ‘zijn positie als vertolker van het Tibetaans boeddhisme al vele jaren oneigenlijk gebruikt om seksueel en anderszins aan zijn gerief te komen en zo vele studenten extreem veel schade toebrengt.’

Volgens de aanklacht werd de eiser ‘vrijwel onmiddellijk stelselmatig geïndoctrineerd’ en bij haar familie en vrienden vandaan gehouden. Sogyal raadde de vrouw aan haar man te verlaten omdat het huwelijk in de weg stond aan haar ‘spirituele ontwikkeling en genezing.’ Ze zou ook haar psychotherapie hebben moeten afbreken.

Binnen Rigpa — dat door de eiser een sekte wordt genoemd — wordt ‘het behagen van Sogyal’ gelijkgesteld aan aan ‘het streven naar verlichting en de beëindiging van lijden’, luidde de aanklacht verder. En omgekeerd:

‘Degene die zijn ongenoegen op de hals haalt of hem op enige wijze afwijst roept vreselijke gevolgen over zichzelf en zijn of haar familie af.’

Volgens de eiser moest ze met vernederend gedrag aantonen hoe toegewijd ze was. De vrouw meende dat Sogyal veel andere vrouwelijke leerlingen op eenzelfde manier misbruikte.

‘Ghost-writer’

Andrew Harvey (1952) is oprichter en directeur van het Institute of Sacred Activism. Hij wordt samen met Sogyals rechterhand en Rigpa-directeur Patrick Gaffney aangemerkt als ghost-writer van het Tibetaanse boek van leven en sterven (1992). Harvey spande zich naar eigen zeggen ‘anderhalf jaar in om de wereld kennis te laten maken met de grootsheid van de Tibetaanse traditie.’ Behalve dit boek schreef Harvey onder meer de boeken The Way of Passion: A Celebration of Rumi (1994) en The Direct Path (2001).

In The Direct Path blikt Andrew Harvey terug op de rechtszaak die de Amerikaanse ex-leerlinge tegen Sogyal begon. De journalisten Mary Finnigan en Mick Brown beschouwen Harvey als een van de ‘ghost-writers‘ van Het Tibetaanse boek van leven en sterven (1992). Midden 1994 hoorde hij dat elf vrouwelijke leerlingen een rechtszaak wegens seksueel misbruik en mishandeling tegen Sogyal aanspanden. Harvey raakte erdoor gedesillusioneerd.

‘Het nieuws over de beschuldigingen jegens Sogyal en de manier waarop toonaangevende Amerikaans boeddhistische leraren probeerden deze weg te redeneren of toe te dekken, riepen bij mij weerzin en angst op en verwoestten mijn vertrouwen in het traditionele ‘meester-systeem’ en New Age.’

Harvey laat zich over het auteurschap van Het Tibetaanse boek van leven en sterven niet eenduidig uit. Volgens Harvey leverde Sogyal in ieder stadium een bijdrage aan de totstandkoming van het boek, en had hij over de finale tekst het laatste woord. Het proces valt moeilijk te beschrijven, stelt hij in het on line essay Behind the Thangkas (2011). ‘Zonder de transcripten van de Sogyals lezingen zou het boek nooit hebben bestaan.’ En ook: ‘De suggestie dat Sogyal dit boek niet zou hebben geschreven is absurd, en miskent zijn genie en gedrevenheid.’

‘Schreeuwend promiscue’

Journalist Mary Finnigan volgt Sogyal en Rigpa sinds midden jaren ’90 voor de Engelse krant The Guardian. Ook werkte ze mee aan de Debi Goodwins Sogyal-documentaire In the Name of Enlightenment (2011). Tegenover • open boeddhisme • verklaart Finnigan dat ze het actief volgen van de zaak verder aan andere journalisten en onderzoekers overlaat: ‘Ik heb alles geschreven dat ik erover te schrijven heb.’ Wel helpt ze hen desgevraagd bij hun eigen onderzoek.

De auteur van Behind the Thangkas, journalist Mary Finnigan, behoorde tot de kleine groep krakers die de jonge, onervaren Sogyal in 1973 op weg hielp als boeddhistisch leraar in London. Zijn seksleven was toen al ‘schreeuwend promiscue’, zegt Finnigan in de documentaire In the Name of Enlightenment. ‘De stroom verleidingen hield maar niet op. In die tijd verhulde hij het niet eens.’ Finnigan typeert het soort vrouwen tot wie Sogyal zich toen aangetrokken voelde: ‘Meestal pikte hij meisje op die kwetsbaar en behoeftig waren. Hij vermaakte zich een tijdje met hen en liet ze daarna vallen.’

Tegenwoordig, zegt Finnigan in antwoord op vragen van • open boeddhisme •, gaan Sogyals ‘scouts’ tussen het publiek op zoek naar het juiste soort vrouwen. ‘Hij heeft een heel specifieke smaak: de vrouwen moeten mooi zijn, dun en jong, zo naïef mogelijk en goed van vertrouwen.’

De ‘scouts’ zijn volgens Finnigan meestal vrouwen uit Sogyals persoonlijke entourage: ‘Jonge meisjes vertrouwen vrouwen vaak meer dan mannen. Na afloop van het onderricht stapt zo’n vrouw op een meisje af en zegt zoiets als:

“Rinpoche zag je in het publiek zitten, en hij wil je graag persoonlijk ontmoeten. Wil je zo en zo laat bij hem langskomen op zijn kamer?”

Finnigan noemt Sogyal zonder omhaal ‘afgestompt’ en ‘seksverslaafd’: ‘Verslaafden hebben continu hun “fix” nodig’.

‘Niet gekwalificeerd’

Finnigan zegt verder dat Sogyal behalve een ‘seksueel roofdier’ ook een ‘oplichter’ is. Volgens haar is hij als lama niet gekwalificeerd: ‘Normaal gesproken blijft zo iemand zeker twaalf jaar bij zijn meester en houdt hij een driejarige retraite. Uiteindelijk mag hij dan mogelijk lesgeven. Dat alles heeft Sogyal nooit gedaan. Hij kan niet eens alledaags Tibetaans lezen.’

Finnigan noemt dit ‘het allerbelangrijkste’: mensen zich moeten realiseren ‘dat Sogyal niet bevoegd is om als lama op te treden.’

Volgens haar komt wat Sogyal onderwijst neer op boeddhisme-light: ‘Stof voor kleuters. Hij plagieert andere leraren. Hij omringt zich met mensen die onderzoek voor hem verrichten en verzinnen hoe hij op een interessante manier op zijn verhalen kan voortborduren.’ En: ‘Hij bezorgt alleen maar de boodschap, hij is de publiekstrekker.’

Het belang van studie

Jetsun Khandro Rinpoche (1968) is een vrouwelijke tulku (formeel erkende reïncarnatie) in de kagyü traditie. Ze is dochter van Kyabje Mindrolling Trichen, voormalig hoofd van de nyingma traditie waartoe ook Sogyal behoort. Ze leidt twee kloosters in India, haar hoofdkwartier in Virgina (VS) en lokale groepen wereldwijd. Khandro is een van de twaalf vrouwen die worden geportretteerd in het boek Dakini Power van Michaela Haas (2013).

Net als de dalai lama wijst ook Khandro Rinpoche op het belang van de vinaya of kloosterregels. Zij vindt kennis daarvan voor leken van groot belang: ‘Wie de vinaya bestudeert kan bepalen of iemand de leer op een manipulatieve manier misbruikt en hem of haar daarop aanspreken.’

Of zo’n leraar al dan niet tot het celibaat gehouden is doet niet terzake. ‘Wie geweld gebruikt misdraagt zich, dat is duidelijk. Maar dat geldt net zo goed voor degene die zijn eigen positie en de naïviteit van leerlingen misbruikt.’

Een leraar die leerlingen misleidt door zichzelf ten onrechte als hoog ontwikkeld voor te doen brengt veel schade toe, aldus Khandro Rinpoche.

‘Het pad naar verlichting kan niet worden afgesneden, wie dat anders voorstelt moet met argwaan worden bekeken.’

Bluf en charisma

Volgens Khandro Rinpoche kunnen titels makkelijk misleiden, óók in Tibetaanse boeddhistische kring. ‘Mensen zijn teveel op titels gericht, en raken zo meer in de ban van de verpakking dan van de inhoud.’ Daarin schuilt een gevaar, meent zij:

‘Ze noemen iedere mooie vrouw meteen een dakini [tantrische godin], maar of je die titel wel of niet verdient hangt af van je geestelijke ontwikkeling.’

Mensen moeten daarom leren zelf onderscheid tussen bluf of charisma en ware realisatie te maken, stelt Khandro Rinpoche. ‘Er is niets dat niet met goed onderwijs kan worden verholpen.’ Ze plaatst kanttekeningen bij boeddhistisch onderricht met een massaal karakter en citeert haar vader, het voormalig hoofd van de nyingma traditie, die leraren in spe voorhoudt: ‘In een omgeving waarin je niet iedereen bij naam kent, kun je niemand goed opleiden.’

Zwarte schaduw

Joan Halifax Roshi (1942) is antropoloog, zenleraar, stervensbegeleider en geestelijk verzorger van gedetineerden. Ze is abt van het door haar gestichte Upaya Zen Center in Santa Fe (V.S.) en een van de opvolgers van Bernie Glassman Roshi. Halifax is vaste deelnemer aan de zogeheten Mind and Life conferenties van de dalai lama met westerse wetenschappers. Ook zij wordt geportretteerd in Michaela Haas’ boek Dakini Power.

Zenmeester Joan Halifax sprak zich in 2011 naar aanleiding van het zedenschandaal rondom zenleraar Eido Shimano scherp uit over boeddhistische leraren die zich schuldig maken aan seksueel grensoverschrijdend gedrag. ‘Wie de schaduw van welke religie ook zwarter wil maken, hoeft wijsheid en mededogen alleen maar in hypocrisie te veranderen en uit angst voor conflicten alleen maar werkeloos toe te zien wanneer mannelijke geestelijken vrouwen minachten, seks hebben met vrouwen onder hun hoede, hen onderwerpen, kleineren, of verkrachten.’

Halifax Roshi zegt jaren vergeefs te hebben gewacht op een eensgezinde aanpak van dit probleem. ‘Veel vrouwen die deze kwestie onder de aandacht van de gemeenschap brachten werden verguisd en ontlopen.’ Ze denkt dat boeddhisten het nu eindelijk beginnen te begrijpen.

’Je moet opstaan en een krachtig geluid laten horen tegen het roofdierachtige gedrag van religieuze leiders. Je moet de macht met luide stem de waarheid voorhouden. En je moet ingrijpen.’

Halifax Roshi werkte in het verleden nauw samen met Chögyam Trungpa († 1987). Ook Trungpa had seks met leerlingen. Sogyal zag in hem volgens Victoria Barlow — één van de ex-leerlingen die hem seksueel misbruik verwijt — een voorbeeld.

Volgens Halifax gedroeg Trungpa zich tegenover haar meer dan eens ongepast. Ze zet zich scherp af tegen zijn handelen, waarin Trungpa’s Shambhala-sangha nog steeds een boeddhistische les ziet.

‘Ik dacht niet dat een alcohol-verslaafde en vermoedelijk seks-verslaafde persoon mij kon helpen mijn leven op orde te brengen.’

Net als Khandro Rinpoche stelt Halifax Roshi dat grensoverschrijdend gedrag van leraren tegenover leerlingen nooit met een beroep op het boeddhisme kan worden gerechtvaardigd. De grens tussen leraar en leerling is gebaseerd op vertrouwen. Wordt deze overschreden, ‘dan houdt dit een rechtstreekse aanval in op de drie juwelen, Boeddha, dharma en sangha.

Ook Halifax waarschuwt tegen het idealiseren van spirituele leraren.

Zij vermoedt dat het verlangen naar de ‘volmaakte ouder’ boeddhistische bekeerlingen parten kan spelen: dit kan hen ertoe verleiden disfunctioneel gedrag binnen spirituele of pedagogische relaties weg te redeneren.

‘De Tibetaans boeddhistische gelofte waarmee iemand zijn hele leven aan een leraar toevertrouwd en die ertoe dient onder zijn vleugels steeds meer bevestiging van dat geloof te vinden — de samaya gelofte — kan het onderscheidingsvermogen dat onze cultuur hoog in het vaandel heeft ondergraven.’

Eén van ‘de dakini’s’

Een ex-leerling van Sogyal werkte onder het pseudoniem ‘Janine’ mee aan het essay Behind the Thangkas van Mary Finnigan. De Française komt als ‘Mimi’ samen met haar vader ‘Guy’ — onder pseudoniem, maar herkenbaar in beeld — aan het woord in Debi Goodwins documentaire In the Name of Enlightenment.

Volgens ex-leerling Mimi (1978) plaatst Sogyal zijn seksuele relaties met volgelingen in precies deze context — de samaya die tussen hen zou  bestaan. Mimi behoorde enkele jaren tot Sogyals persoonlijke entourage binnen Rigpa die in de wandelgangen als ‘de dakini‘swordt aangeduid. Ze doet haar verhaal in de documentaire In the Name of Enlightenment

Kort na hun eerste kennismaking in 2000 trad Mimi toe ‘de dakini’s’. Net als aan andere ‘dakini’s‘ drong Sogyal zich in die jaren volgens Mimi ook seksueel aan haar op. Aanvankelijk voelde zij zich uitverkoren, ze dacht dat Sogyal op deze wijze haar ‘devotie’ testte.

Volgens Sogyal bezitten meesters zoals hij immers een vorm van wijsheid — ‘crazy wisdom‘ — die ieder handelen heiligt.

‘Dus gooit hij een steen of iets anders naar je dan is dat een zegen. Als hij je slaat of seks met je heeft, dan ontsluit hij het pad naar verlichting’.

Sogyal hield Mimi voor dat als zij ooit zou vertellen hoe hij haar met haar omging de heilzame ‘band’ die tussen hen bestond zou worden verbroken. Mary Finnigan licht toe:

‘Het wordt ingezet als dreigement. Verbreek je de samaya, dan beland je voor talloze aeonen in de vajra hel, waar je zult branden in het vuur. Dat was niet het enige — er werd bijvoorbeeld ook gezegd dat het slecht zou zijn voor je karma.’

Culturele kloof

Stephen Batchelor is boeddhistisch publicist en leraar. Hij doorliep als monnik onder leiding van de Tibetaan Geshe Rabten een belangrijk deel van het curriculum van de Tibetaanse gelug-traditie. Hij vertaalde onder meer Shantideva’s A Guide to the Bodhisattva’s Way of Life (1979) en schreef boeken als Boeddhisme zonder geloof (1998) en Bekentenis van een boeddhistisch atheïst (2011). In 1993 nam hij deel aan een bijeenkomst van westers boeddhistische leraren met de dalai lama en ondertekende de slotverklaring en open brief die daarvan de uitkomst was. In 2011 werkte Batchelor mee aan de Sogyal-documentaire In the Name of Enlightenment.

Boeddhistisch publicist en leraar Stephen Batchelor merkt in de Canadese documentaire op dat leraren zoals Sogyal situaties ‘vol onduidelijkheid’ creëren die ‘veel gelegenheid’ tot misbruik bieden.

Idealiter voldoen seksuele relaties die zo ontstaan aan alle eisen die de Tibetaans boeddhistische tantra stelt, maar de praktijk wijst anders uit. ‘Omdat mensen nu eenmaal mensen zijn ligt het voor de hand dat persoonlijke motieven een rol spelen. Er gaapt een grote culturele kloof tussen de verwachtingen en inschattingen van leraren en die van studenten.’

Verwarring

De Franse antropologe Marion Dapsance (Sorbonne, Parijs) wijdde een groot deel van haar dissertatie This is not a religion: Training in the ‘dharma’ with Rigpa aan Sogyal en Rigpa. Zij meent dat veel westerlingen zich tot het Tibetaans boeddhisme wenden uit afkeer van hun eigen culturele en religieuze erfgoed. Deze bekeerlingen zien het boeddhisme als iets dat niet bezoedeld is door het ‘materialisme’ van de westerse beschaving en niet-dogmatisch is, niet-hiërarchisch, niet-autoritair.

Dit leidt bij sommigen tot verwarring: ze willen zich tegelijk van het eigen gedachtengoed bevrijden én zich met hart en ziel overgeven aan een Tibetaanse meester. Dat terwijl de idee van ‘crazy wisdom‘ de suggestie wekt dat iedere vorm van twijfel uit den boze is.

Volgens Dapsance is het voor hen van groot belang de ‘meester’ als een gewoon mens te blijven zien, met gebreken, ambities, en blinde vlekken. Het gaat erom de kritische zin te behouden zonder afbreuk te doen aan hun spirituele kwaliteiten.

‘Dat men niet overal in meegaat betekent niet dat men helemaal nergens in meegaat.’

Antropoloog Geoffrey Samuel (Cardiff University, Cardiff) wijst in een artikel van The Guardian over Sogyal op de mystiek rondom tantra. ‘De derde initiatie van de hoogste yoga tantra introduceert seksuele vereniging als onderdeel van het pad naar verlichting. Het wekt bepaalde ervaringen op die bijdragen tot het ervaren van de hoogste soort realisatie — in andere woorden, boeddhaschap.’

Samuel benadrukt echter dat hoewel een geheime variant van gewijde seks in Tibetaans boeddhistische teksten voorkomt, deze niet moet worden verward met de ‘moderne neo-tantra beweging’ en niet geschikt is voor pas bekeerde boeddhisten.

‘Mensen moeten op de risico’s voor hun gezondheid worden gewezen,’ aldus Samuel. ‘Wanneer een wat oudere goeroe een jonge vrouw verleidt doet hij dat vermoedelijk niet om haar bij te staan op weg naar verlichting.’

Lama of goeroe als probleem

Cultureel antropologe Marion Dapsance promoveerde in 2013 aan de Sorbonne in Parijs op de dissertatie Ceci n’est pas une religion: L’apprentissage du dharma selon Rigpa (France). Dapsance bewerkt deze dissertatie momenteel tot een boek, zowel in het Frans als in het Engels. Ook werkt zij aan een intellectuele biografie van Alexandra David-Néel en een studie over de Tibetaanse leraar Dagpo Rinpoche. De Engelse antropoloog en hoogleraar Geoffrey Samuel (Cardiff University) is auteur van onder meer Civilized Shamans: Buddhism in Tibetan Societies en Tantric Revisionings: New Understandings of Tibetan Buddhism and Indian Religion. In 2013 organiseerde Samuel een conferentie over boeddhisme en wetenschap aan de University of Toronto Scarborough. Daar gepresenteerde artikelen verschijnen momenteel in het ‘open access’ tijdschrift Religions.

Batchelor problematiseert in een interview voor In the Name of Enlightenment de centrale rol van de lama, het Tibetaans woord voor goeroe, binnen het Tibetaans boeddhisme. ‘De lama is het kanaal dat toegang geeft tot een relatie met de traditie. Dit geeft gewicht aan de overgave aan zijn gezag.’

Batchelor vindt het risico op misbruik levensgroot. ‘Omdat de leerling de leraar zoveel gezag toekent en de leraar het meest thuis is in de traditie, vindt deze het vanzelfsprekend dat de leerling zich richt naar de wijze waarop de leraar die relatie wil ontwikkelen.’ En zo ontstaan in het tantrisch boeddhisme seksuele relaties.

Volgens Batchelor vormt de centrale rol van de goeroe een probleem in relaties waarin alle religieuze macht bij één man ligt, tegenover een leerling — ‘een jonge, aantrekkelijke leerling misschien’ — zonder enige macht. Daardoor ontstaat een dynamiek die makkelijk ertoe leidt dat het vertrouwen van de leerling wordt misbruikt, en een seksuele relatie ontstaat die onacceptabel is — ook voor de traditie zelf.

Het grote probleem is, zegt Batchelor, ‘dat het onderricht van Tibetaanse scholen seksuele relaties legitimeert als deel van het pad. Andere boeddhistische scholen houden dat niet eens voor mogelijk.’ Omdat tantrische lama’s vaak geen monnik zijn en dus niet verplicht zijn celibatair te leven zijn seksuele relaties formeel niet verboden: ‘Dat maakt het water troebel’.

Batchelor denkt dat een terugkeer naar de bron inzicht geeft: ‘De Boeddha gebruikt nergens het woord ‘goeroe’. Ik denk daarom dat de Boeddha, indien hij nu zou leven, op zijn zachtst gezegd ervan zou opkijken dat het leergezag niet langer berust bij trouw aan de dhamma of de leer, maar bij de volkomen vereenzelviging met een menselijke leraar.’

Update (29 juni 2014): De redactie heeft een weggevallen passage met commentaar van antropoloog Geoffrey Samuel (Cardiff University) en achtergrondinformatie over Samuel en cultureel antropoloog Marion Dapsance (Sorbonne) toegevoegd. De rubrieken ‘Lees ook’ en ‘Kijk ook’ zijn aangevuld met Engelstalige transcripten en video’s van interviews met Stephen en Martine Batchelor en het transcript van de documentaire Sex Scandals in Religion: In the Name of Enlightenment.

Rigpa Nederland
• Rigpa heeft vier Nederlandse vestigingen: Amsterdam, Groningen, Nijmegen en Rotterdam;
• De vestiging in Amsterdam realiseert momenteel een nieuw meditatiecentrum;
• Geraamde kosten: 2-3 miljoen euro;
• Sogyal bezoekt Nederland vrijwel jaarlijks;
• Zijn lezingen en retraites worden volgens eigen opgave bijgewoond door honderden mensen, oplopend tot duizend.

Rigpa International
• Sogyal is het hoofd van de internationale organisatie Rigpa;
• Volgens eigen zeggen beheert Rigpa 130 boeddhistische centra in ruim 30 landen;
• Rigpa organiseert en bekostigt geregeld bezoeken van de veertiende dalai lama aan de Verenigde Staten (VS) en Europa;
• Zo organiseerde Rigpa bezoeken van de dalai lama in 1981, 1982, 1984, 1989, 1992, 2000, 2003, 2008;
• In 2010 stichtte Sogyal het naar de dalai lama genoemde Tenzin Gyatso Institute (TGI);
• Twee vertrouwelingen van de dalai lama behoren tot de adviseurs van TGI: Samdhong Rinpoche en Lodi Gyari.

2 Responses to “Deskundigen: Geloof leraren zoals Sogyal niet op hun woord”

  1. Edel Maex

    Ik heb als psychiater zo veel schrijnende verhalen van seksueel misbruik gehoord. En nu ook nog binnen het boeddhisme dat mij zo nauw aan het hart ligt.

    Seksueel misbruik is machtsmisbruik. Seksueel misbruik komt voor daar waar er uitgesproken machtsrelaties zijn. Blijkbaar vinden we seks veel spannender dan macht, maar het probleem dat we moeten aanpakken is de koppeling van religie en macht. Kandidaat misbruikers vind je overal.

    Het zijn de leerlingen die we moeten sensibiliseren. Een leraar kan nooit meer macht hebben dan de leerling bereid is te geven.

    Beantwoorden
  2. Meindert Gorter

    De gebrekkige kwaliteit van ‘goeroe’ en leerling veroorzaken beide foute interpretaties van vajrayana teksten. Een mahayana-vajrayana beoefenaar zou bij uitstek een pragmaticus moeten zijn, dankzij jarenlange bespiegelende reflectie op de eigen gedachten, dit door bestudering van de Lam Rim [teksten over de stadia van het pad naar verlichting, red.], die de basis vormt van vajrayana.

    Met minimale kennis van boeddhisme vertrouwen op de kwaliteiten van iemand in een monnikspij is niet anders dan naïef te noemen: zelfs titels opgedaan na jarenlange bestudering van boeddhistische teksten geven geen garantie voor de kwaliteit van compassie en wijsheid van de drager van de titel. Het is niet de geleerdheid die een boeddhistisch leraar kenmerkt, maar de kwaliteit van compassie en wijsheid.

    De geheime kennis in de overleveringslijn van leraar op leerling is de gevestigde methode om deze kwaliteiten te waarborgen, maar ook dit kan slechts een gebrekkige toets zijn want iedere schakel vormt een risico op foute interpretaties: bekend is het geval van de boeddhistisch leraar die een sadhana (gebedenboek) schreef om een seksuele relatie met zijn eigen dochter aan te kunnen gaan.

    Deze mensen moeten gecorrigeerd kunnen worden, veel mensen verwachten daarom nu actie van de dalai lama. De huidige dalai lama wordt echter ook bekritiseerd door een groep ‘gelijken in de leer’: zij beschuldigen hem ervan de woorden van zijn eigen leraren — pas ná hun dood — anders uit te leggen en trekken daarmee zijn spirituele autoriteit ernstig in twijfel.

    De dalai lama onderneemt vrijwel geen actie tegen leraren die veel geld opleveren, dit zou toch iedere democratisch georiënteerde boeddhist aan het denken moeten zetten…? Maar, wie durft de dalai lama kritiek te geven?

    Beantwoorden

Geef een reactie