VU start bachelor en master boeddhisme
De Vrije Universiteit (VU) in Amsterdam begint onder leiding van bijzonder hoogleraar André van der Braak in september als eerste van de theologische faculteiten met een bachelor en een master boeddhisme.
Daar komt later een postdoctorale boeddhistische ambtsopleiding bij. Onduidelijk is in welke vraag deze opleidingen voorzien: de massale belangstelling van autochtonen voor ‘boeddhisme light’ of de verdieping die de religieuze beleving van allochtone boeddhisten biedt?
Volgens André van der Braak, per 1 januari 2012 de nieuwe hoogleraar ‘boeddhistische filosofie in dialoog met andere levensbeschouwelijke tradities’, sluit de VU met deze opleidingen aan op een trend. “Het aantal mensen dat zich in Nederland met boeddhisme bezighoudt, neemt sterk toe, ook onder jonge mensen”, zegt hij in Trouw van 10 januari 2012.
‘Boeddhisme light’
Van der Braak toont zich kritisch over deze populariteit. Het gaat volgens hem om vooral ‘boeddhisme light’: een uitgeklede vorm van boeddhisme die naar eigentijds consumentisme neigt. Meer diepgang veronderstelt volgens hem een wezenlijk andere houding die ook de religieuze en rituele dimensies van het boeddhisme onderkent. Die drempel is velen echter te hoog.
Bij de bekendmaking van zijn aanstelling als hoogleraar in december 2011 keerde Van der Braak zich ook al tegen het overheersende beeld als zou de boeddhistische gemeenschap voornamelijk uit hoogopgeleide autochtone Nederlanders bestaan, voor wie het boeddhisme een alternatieve levensstijl vormt.
Vertekend beeld
Die indruk die makkelijk kan ontstaan omdat de boeddhistische omroep onevenredig veel aandacht aan hen besteedt, levert volgens hem een vertekend beeld op.
Al hoor je over hen veel minder dan over allochtone moslims, zei Van der Braak, allochtone boeddhisten –Chinezen, Thai, Vietnamezen– vormen wèl de hoofdmoot van de boeddhistische bevolkingsgroep in Nederland.
In Trouw benadrukt hij nu dat juist de traditionele religieuze beleving van boeddhisten uit Azië autochtone Nederlanders ingangen biedt om tot verdieping te komen.
Verbazing Jonathan Silk
Voor hem verbaasde zijn collega Jonathan Silk, hoogleraar ‘boeddhisme’ in Leiden, zich al over de hardnekkigheid waarmee velen weigeren het boeddhisme als religie te beschouwen.
Volgens Silk noemen veel westerlingen het boeddhisme ten onrechte een filosofie of levensstijl. De reden hiervoor is volgens hem om zich zo ermee bezig te kunnen houden zonder hun oorspronkelijke geloof te hoeven verloochenen.
In zijn ogen maken zij zich daarmee niet alleen schuldig aan retoriek. In de oratie die hij in 2008 in Leiden uitsprak bij de aanvaarding van zijn ambt verweet Silk hen dat zij het traditionele boeddhisme niet serieus nemen en Aziatische boeddhisten hun eigenheid ontnemen.
“Zodra men ontkent dat het boeddhisme een religie is, houdt het op integraal onderdeel van het bestaan te zijn. Het maakt van het boeddhisme een toevallige keuze, een bijkomstigheid, ook voor degenen wier hele bestaan er zijn structuur aan ontleent.”
Lees ook
> Persbericht VU boeddhistische leerstoel
> Interview André van der Braak in Trouw
> Oratie Jonathan Silk: Lies, Slander and the Study of Buddhism (pdf)
> Boeddhistische Omroep Stichting (BOS)
3 Responses to “VU start bachelor en master boeddhisme”
Ik denk dat Van der Braak ‘boeddhisme light’ te eenzijdig toepast. Het idee dat de traditionele religieuze beleving meer ingang biedt tot verdieping betwijfel ik.
Onder Aziaten komt het ook voor dat de religieuze beleving bestaat uit het aansteken van wierook in de tempel en een gebed voor een lang en rijk leven, of het naar het klooster sturen van een kind omdat dat goed is voor je karma. Ik zou niet durven beweren dat dit minder ‘light’ is dan iedere ochtend 15 minuten mediteren.
Diepgang kan ook bereikt worden door uitleg. Er zijn mensen die zich in boeddhisme gaan verdiepen omdat het wat te vertellen heeft over hoe onze geest werkt en methodes biedt om de geest te trainen. Religieuze aspecten kunnen juist de drempel zijn.
Wat Silk betreft is het jammer dat hij het onderscheid niet ziet tussen ‘religie’ in de ‘Aziatische’ discussie en in de ‘Europese’ discussie. In het eerste geval gaat het om de vraag of boeddhisme een zelfde status heeft als een godsdienst. Het antwoord op die vraag is uiteraard ja, omdat boeddhisme aan dezelfde vraag appelleert als een godsdienst.
Dat antwoord kan echter niet zomaar gebruikt worden op de vraag of boeddhisme een religie is. Dat is de vraag naar de overeenkomst in de aard van boeddhisme en godsdienst. Ik gebruik hier opzettelijk het woord ‘godsdienst’ omdat de monotheïstische religies doorgaans model staan voor het begrip ‘religie’. Boeddhisme heeft overeenkomsten met godsdiensten en verschilt er eveneens van. Niet alles van het boeddhisme kan getypeerd worden als religie, en dus is het gerechtvaardigd om te stellen dat boeddhisme een religie heeft maar geen religie is.
Het uitgangspunt is volgens mij al een misverstand: mij is door boeddhisten altijd verteld dat boeddhisme geen godsdienst is omdat deze leer geen God kent, maar alleen goden en halfgoden die een soort mensen zijn – zoals de goden van hindoes en de oude Grieken.
Binnen het boeddhisme worden deze goden niet vereerd of gediend, en ze worden ook niet gezien als schepper.
Alle op altaren afgebeelde wezens zijn symbool voor innerlijke kwaliteiten, en dus niet als goden die aanbeden moeten worden.
Religie wordt veel gebruikt als synoniem voor godsdienst of ‘geloof’, maar betekent ‘weer’ of ‘opnieuw’ (re-) ‘vastmaken’ of ‘verbinden’ (ligare).
Volgens deze betekenis is het boeddhisme zonder twijfel een religie die beoogt te verbinden met de oorspronkelijke zuivere ingeboren waarheid – maar dan door zelfonderzoek en discipline.
Over zijn keuze voor de term ‘boeddhisme light’ kan ik alleen maar zeggen dat Van der Braak zich daarmee buiten het boeddhisme begeeft. Binnen de boeddhistische traditie wordt het onwenselijk geacht te spreken over realisaties of het niveau van ontwikkeling op het pad – of men nu spreekt over zichzelf of over anderen.
Echte boeddhisten zijn bovendien altijd ‘straatarm’, zeker gedurende dit kali-yuga (tijdperk).
Is dat niet zo en staat men tegenover een ‘belangrijk’ persoon met een reputatie en/of een riant inkomen dan heeft men eerder te maken met ‘boeddhisme light’, lijkt mij.
In Trouw zegt Van der Braak:
‘In het Westen is vaak sprake van ‘spiritueel materialisme’: je doet het omdat je er zelf beter van wil worden. Logisch ook, je begint er immers aan omdat je denkt dat er wat te halen valt. Je wilt een bijzonder mens worden. Maar er valt helemaal niets te halen, het gaat er juist om jezelf helemaal te geven.’
Maar ‘spiritueel materialisme’ is geografisch gezien alomtegenwoordig en is inherent aan alle religie, light of heavy (lees Chögyam Trungpa). Het is dus niet alleen Westers.
Waarom zegt van der Braak dit dan?
En, ‘westerse mensen denken in termen van afzonderlijke ‘individuen’: een harde kern met een grens erom’.
In het oosten soms niet? Dan zou de leer van niet-zelf in het oosten niet nodig zijn!
Zien we hier een romantisch restant van ‘licht uit het Oosten’? Het ‘Oosten’ heeft iets dat het ‘Westen’ mist?